Waarom ik blijf schrijven (ook al probeer ik mezelf soms/vaak tegen te houden)

Ik ben dol op schrijven. ECHT dol. Niet een beetje “ik vind het leuk om af en toe een briefje te schrijven”-dol, maar “laat me met rust, ik zit midden in een zin die misschien mijn leven verandert”-dol.Schrijven geeft me vrijheid. Alsof ik met elk woord een raam openzet in mijn hoofd en eindelijk frisse lucht naar binnen kan laten.

Maar ja, dan komt dat stemmetje.Dat irritante, overbezorgde stemmetje dat zegt:“Bianca… moet je dat nou wel opschrijven?”“Straks denkt iemand dat je raar bent.”“Of erger nog… dat je een mening hebt.”

Ja, want laten we eerlijk zijn, een mening hebben is tegenwoordig bijna net zo gevaarlijk als zonder BH over straat gaan op een winderige dag. Iedereen ziet mijn borsten stuiteren en dansen en ineens heeft iedereen iets van te zeggen over mijn kallebassen.En voor je het weet heb je drie boze mensen in je inbox, een passief-agressieve emoji in je reacties, en een Truus die zegt dat ze “teleurgesteld” is.(Hou op, Truus, ik ben al teleurgesteld genoeg in mezelf, en bedankt.)

En dat terwijl ik helemaal niet op zoek ben naar discussies. Echt niet.Ik wil niet dat mijn blog eindigt in een oorlog in de reacties.Ik wil gewoon schrijven wat ík denk, wat ik voel, wat ik meemaak, zonder dat mijn angst (of de Facebook-politiemacht) mij vertelt dat ik mijn toetsenbord beter even in quarantaine kan zetten.

Het grappige is: ik heb in mijn leven al zo veel angsten overwonnen. Ik heb een zware angststoornis (ja hallo, ik ben Bianca en ik ben een wandelende paniekaanval in wording), en daar werk ik al jaren aan. En eerlijk? Ik doe het best goed.Ik heb geleerd dat sommige angsten gewoon bij me horen. Alsof ze kleine, zeurende huisdieren zijn die ik af en toe aai en zeg: “Oké, schat, ik hoor je, maar mama moet nu even schrijven.”

Toch blijft dat schrijven iets geks doen met me.Waarom is het makkelijker om een compleet verzonnen verhaal over een denkbeeldige rat op een skateboard te schrijven dan gewoon te zeggen wat ík ergens van vind?Ben ik bang om iemand tegen het zere been te schoppen?Of ben ik eigenlijk gewoon bang dat er reacties gaan komen waar ik niks mee kan?

Dat vraag ik me dus de laatste tijd vaak af. Elke keer als ik een blog begin, hoor ik dat stemmetje:“Zou je dit nou wel zeggen?”En dan zeg ik:“Ja, Bianca, dat zou je zeggen, want dat is wat je vindt.”En dan zeg ik:“Oké, maar wat als ze het stom vinden?”En dan zeg ik:“Nou, dan vinden ze het stom. Ook goed. Er zijn mensen die spruitjes eten (Ik ken er echt een paar...)je kunt niet iedereen helpen.” (knipoog)

Dus ik heb besloten om weer terug te gaan naar schrijven zoals ik dat voorheen ook deed.Voordat Facebook mij besloot te verwijderen (ik ben blijkbaar te cool voor Mark Zuckerberg ).Ik wil weer schrijven zonder filter. Zonder dat stemmetje dat elk woord keurt alsof ik auditie doe voor de schrijfversie van The Voice.

Ik wil schrijven zoals ik leef: een beetje chaotisch, soms te eerlijk, maar altijd met gevoel en humor.En als dat betekent dat ik af en toe iemand op z’n tenen trap, ach, dan kunnen we samen een kop thee drinken en erom lachen.

Want eerlijk?Schrijven is mijn therapie, mijn vrijheid, mijn ademhaling.En als ik mezelf daarin tegenhoud, dan adem ik niet meer echt.Dus ja, ik schrijf. Met liefde. Met lef. En met een beetje angst aan mijn zijde (die kleine draak hoort er nou eenmaal bij).

Dus mocht je je afvragen of ik soms twijfel aan wat ik schrijf:Ja, natuurlijk.Maar ik doe het lekker toch.

 

 

 

 

 

Ik en mijn lichaam: een tragikomisch duo

Nou jongens, ik leef nog. Dat is al een prestatie op zich.De afgelopen twee weken waren een soort survivalexpeditie, maar dan zonder mooie natuur, zonder kampvuur en met heel veel tissues. Eerst de griep. Zo’n ouderwetse die zegt: “Ga maar liggen, sluit je ogen en geef maar op.” En net toen ik dacht dat ik het ergste had gehad, kwam er een snotorkaan over me heen waar zelfs het KNMI geen waarschuwing voor had afgegeven.

En alsof dat nog niet genoeg was, besloot mijn lichaam dat het tijd was voor de maandelijkse bloedmaan. Inclusief migraine deluxe – want waarom een ramp als je er drie tegelijk kunt hebben?

Serieus, ik ben inmiddels een wandelende advertentie voor ‘Alles wat er mis kan gaan in het menselijk lichaam’.

Waar is mijn energie gebleven?

Ik weet niet waar ik mijn energie heb verloren, maar als je ‘m vindt: graag even terugbrengen. Waarschijnlijk ligt mijn energie ergens op een parkeerplaats tussen “teveel verplichtingen” en “ik zou eigenlijk moeten sporten”.En eerlijk? Ik heb de moed niet om te gaan zoeken. Want waar begin je als zelfs het optillen van je thee kop voelt als een marathon?

Zelfs het schrijven van deze blog voelt alsof ik een berg aan het beklimmen ben met een rugzak vol zelfmedelijden en drie lagen snot in mijn sinussen. Maar he, ik ben er. Ik typ. En ik adem, zij het zwaar, door een neusgat.

Het liefst zou ik mezelf nu inpakken in een dekentje, Netflix aan, telefoon op vliegtuigstand, en pas weer wakker worden als de lente besluit dat het leven de moeite waard is. Een soort menselijke versie van een beer in winterslaap.Alleen jammer dat de rekeningen, het huishouden en de boodschappenlijst “slaap lekker, schat” niet als antwoord accepteren.

Dus ik strompel door. Op halve kracht, met een warrig hoofd en de gratie van een dweil.

En toch...

Ergens tussen het hoesten, niezen en zeuren door, zit ook iets moois.Ziek zijn dwingt me om stil te vallen. Om even niks te presteren, niks te moeten, gewoon te zijn. En ja, dat is confronterend, want ik ben blijkbaar iemand die pas echt rust neemt als mijn lichaam aan de noodrem trekt.

Misschien is dit dus een soort les in overgave. Of misschien gewoon een straf voor het feit dat ik het universum heb beledigt toen ik laatst “ik voel me eigenlijk best goed!” zei.

Hoe dan ook: ik kruip er langzaam weer bovenop. Niet met sprongen, maar met kleine schuifelpasjes. En dat is oke.

Tot die tijd?Blijf ik onder mijn dekentje, met thee, chipies en een gezonde dosis zelfmedelijden.

Moraal van het verhaal:Soms is overleven al meer dan genoeg. En als je dat kunt doen met een beetje humor (en een doos tissues), dan ben je eigenlijk gewoon een held(in).

 

 

 

 

Vanavond is het weer zover: Halloween! Tijd voor enge gezichten, griezelige geluiden en natuurlijk… snoep. Heel. Veel. Snoep.

Hier in onze wijk doen ze er serieus aan. Vorig jaar was voor ons de eerste keer, en ik dacht: “Ach, een paar kinderen in lakens, wat spinrag, klaar.” Nou, niet dus. De buren hadden hun tuin omgetoverd tot een horrorscène waar zelfs Netflix jaloers op zou zijn.

Dus dit jaar dacht ik: ik pak uit! Ik ga als enge pompoen. Jawel, ik ben al een tijdje bezig met de make-up, oranje gezicht, 1 donker oog want de andere is GLAM!, beetje highlighter voor dat verse pompoengloedje.Alleen… de praktijk is wat minder glamoureus.Ik begon met contouren, maar eindigde als wortel met wallen.

En m’n haar? Laat ik het zo zeggen: Dat moet ik nog doen! Het zal wat minder spooky chic worden en meer als een pompoen op een winderige dag.

Maar hé, ik heb ook een prachtige cape. En die maakt alles goed. Want niets zegt “ik ben klaar om kinderen snoep te geven” als een volwassen persoon met een oranje gezicht....

Ik doe het allemaal rustig aan dit jaar, stapje voor stapje. Mijn energie op peil houden is belangrijk, want niemand wil halverwege de avond mij als uitgebluste pompoen zien eindigen toch? Maar eerlijk, ik ben al half uitgehold van nature.

Ik heb ik er echt zin in. Want zeg nou zelf: wanneer mag je anders met trots zeggen dat je letterlijk een pompoenprobleem hebt?

Make-up smelt? Pompoenprobleem.

Haar lijkt op sprieten uit een herfstveld? Pompoenprobleem.

Je eet meer snoep dan je uitdeelt? Totaal legitiem pompoenprobleem.

En mocht iemand me straks vragen:

“Ben jij nou een pompoen of een oranje stressbal?”

Dan zeg ik gewoon:

“Allebei."

Fijne Halloween allemaal! En vergeet niet: als alle snoep op is, doe je gewoon het licht uit en verstop je je achter de bank. Niemand hoeft te weten dat je de chocoladerepen zelf hebt opgegeten.

 

 

 

 

Zondagmorgen. De klok is een uur teruggezet en ik voel me alsof m’n hoofd dat ook had moeten doen, even pauze, even een nachtje extra. Buiten is het guur en toch piept de zon door de wolken alsof ‘ie zich verontschuldigt voor het weer. Precies zoals het nu in mijn hoofd voelt: een rommeltje, maar ook wel weer gezellig.

Ik ben nog aan het bijkomen van een flinke griep, je weet wel, die dramatische variant waarbij je je eigen dood al ligt te plannen, maar gek genoeg krijg ik toch steeds een paar dingetjes gedaan. Hoe dat kan? Geen idee. Misschien werkt herstel bij mij met de “schijnbaar-functionele-modus”: iets tussen “ik leef” en “ik ga even op de bank liggen sterven, maar dan met een deken”.

Het is koud maar ik heb het warm, alsof m’n lijf heeft besloten om een klein vuurtje te stoken rondom mijn hart. Misschien nog een restje koorts, of misschien is mijn kleding gewoon fantastisch warm, waarschijnlijk dat eerste. Ik doe de achterdeur open en meteen slaat de herfst me in het gezicht. De geur van natte bladeren en dat typische regen-luchtje. Een zwerm vogels maakt zich druk in de boom van de buren en ik luister even, hun getjilp klinkt alsof ze samenzweren: “Hup, we moeten allemaal richting die warme zolder!”

De regen kust mijn wangen terwijl ik langzaam een rondje door de tuin maak. Het is stil op straat, zo stil dat ik bijna verwacht dat er elk moment een kerel in een cape voorbij kan komen lopen en mij vraagt of ik soms de weg naar Narnia weet. Ik fantaseer even dat ik onze egel tegenkom, die onze tuin als vaste stek heeft gekozen en dat hij of zij zich triomfantelijk ontrolt en naar me lacht als teken van vriendschap. Of misschien wel een vriendelijke wolf, die me aankijkt en denkt: “Hé, leuke trui en prachtig roze haar, kom je mij even aaien?” (Lijkt me onwaarschijnlijk, maar dromen mag.)

En dan schiet me ineens dat verhaal van deze zomer te binnen, je weet wel, het beroemde ‘ik-aai-hommels-verhaal. Niet het slimste plan ooit, maar he, ik had me toch ff wat lef. Soms werd dat beloond met een tevreden zoem, soms met een IN-paniek rond rennende Bianca.

Vandaag ontmoet ik echter alleen een zwarte kat: donker, sloom en met een blik die zegt: “Jij? Jij denkt dat je me kan aaien he?” Zijn oogopslag heeft net iets te veel sarcasme voor mijn ochtendstemming.

Ik kijk terug. Mijn blik zegt: “Ben jij diezelfde kat die onze border als privé-wc gebruikt?” Zijn blik zegt: “Ben jij dat mens die mijn territorium met bloemen en planten vol zet?” Er volgt een staarwedstrijd waar geen winnaar uitkomt. Geen woorden, alleen blik-contact dat luider is dan welke ochtendspreuk ook.

Ik wil hem aaien. Hij wil me vermoorden. We blijven zo staan, op veilige afstand, allebei een beetje trots en een beetje bang. Typische zondagochtend, denk ik maar.

Het zijn die kleine, grappige en soms gevaarlijke momenten die het leven zijn charme geven.

Een vogel fladdert op, de regen wordt harder, en ik besluit dat ik vandaag genoeg heb bereikt: Ik ben naar buiten gegaan, frisse lucht ingeademd, ik heb oogcontact gehad met een potentiële nieuwe tuin baas, check, check en check.

Dus ik ga maar weer naar binnen, met natte wangen, koude tenen en de wetenschap dat het leven soms een rommeltje is, maar oh zo mooi in z’n rommeligheid.

 

 

 

 

𝗩𝗮𝗻 𝗽𝗼𝗳𝗳𝗲𝗿𝘁𝗷𝗲𝘀 𝗻𝗮𝗮𝗿 𝗹𝘂𝘅𝗲 𝗹𝘂𝗻𝗰𝗵 𝗯𝗶𝗷 𝗟𝗼𝗲𝗳 & 𝗟𝗶𝗷



Zo begin je dus je dag met het heilige voornemen om gezellig poffertjes te gaan eten… en eindig je, hoe dan?!, met een club sandwich op een terras waar de servetten gestreken zijn en de ober meer charisma heeft dan een gemiddelde Netflix-acteur.

𝗪𝗲𝗹𝗸𝗼𝗺 𝗶𝗻 𝗺𝗶𝗷𝗻 𝗹𝗲𝘃𝗲𝗻.

Het plan was simpel: poffertjes bij de kraam die elk jaar verschijnt tijdens de Koeiemart (Ja, dat bestaat echt nog en is reuze gezellig).
Ik had me er al op verheugd, dat kleine vorkje, die berg poedersuiker, die klont boter die langzaam wegsmelt… pure romantiek.

Maar goed, ik ken mezelf: aan één portie poffertjes heb ik natuurlijk niet genoeg. Mijn partner ook niet trouwens, die eet poffertjes alsof het z’n levensmissie is. (Ik ook trouwens)
Alleen… poffertjes zijn tegenwoordig dus gewoon een investering. Vooral voor ons want... Enorme trek.

Dus daar zaten we dan, in de auto, ik opgedoft alsof we een Michelinster gingen claimen, en hij reed alsof hij auditie deed voor Fast & Furious: Woerden Drift Edition. (Beetje overdreven)

Bij aankomst: geen parkeerplek.
Niet één. Nada.
Nou das ook wat...

We reden door naar de “mega grote haven” van Woerden, die eigenlijk best klein is, maar wel super mooi, en toen gebeurde het.

Daar brak de hemel open en zagen we in het glinsterende licht.
Loef & Lij.
Dat ene charmante restaurantje dat altijd lonkt alsof het fluistert:
“Kom binnen Bianca… we hebben stokbrood met aioli…”

We keken elkaar aan.
“Best duur daar hè?”
“Ja.”
“Maar… mooi weer hè?”
“Ja.”
“Zullen we dan maar?”
En zo zaten we dus, vijf minuten later, te doen alsof we dit allemaal gepland hadden.

We waren de eerste gasten op het terras. Binnen zat het zo goed als vol trouwens.
We kozen het mooiste plekje in het zonnetje, bestelden een colaatje en wat water (“plat graag, ik bruis al genoeg van mezelf”) en bekeken de kaart.

En toen gebeurde het onmogelijke: ik vond iets wat ik lustte!
Een club sandwich.
Geen rare saus, geen glibberige dingen, geen onuitspreekbare ingrediënten.
Mijn partner ging voor de Eggs Benedict want die vind het altijd leuk om iets te nemen wat je thuis niet snel maakt.

En jongens… wat was het lekker!
Alles klopte. De zon, het eten, het gezelschap, de sfeer.
Nou ja, behalve die chips op mijn bord.
Bleek van een merk dat rechtstreeks uit de hel komt, dus die heb ik keurig doorgeschoven. (nee, ik noem geen merknaam.... Maar het begint met een K.)
Mijn partner blij, ik geen trauma. Win-win.

Toen kwam de rekening.
En raad eens?
We waren niet eens veel duurder uit dan bij de poffertjeskraam! En we zaten ook nog eens prop vol!
Dus ja… moraal van het verhaal:
We hebben poffertjes overgeslagen om geld te besparen (Meer om vol te zitten)
om vervolgens een luxe lunch te nemen,
en uiteindelijk toch te besluiten dat we binnenkort alsnog poffertjes gaan eten.

Logisch toch?

“Het leven is als poffertjesbeslag: het loopt zelden zoals gepland, maar met genoeg suiker is alles weer goed.”

 

 

 

Schilderdrang en Seizoensverwarring.



Het begon allemaal met “ik heb weer eens zin om te schilderen.”
Dat klinkt onschuldig, maar iedereen die mij een beetje kent weet:
als ik dat zeg, dan is het menens.

Want bij mij komt creativiteit nooit rustig binnendruppelen.
Nee hoor, het dendert binnen als een dronken olifant met glitterverf.

Dus daar zat ik dan. Kwasten in de aanslag, canvas op tafel,
vol goede moed en het vertrouwen van iemand die nog niet weet
dat ze over tien minuten twijfelt aan al haar levenskeuzes.

Ik dacht: “Weet je wat, ik maak er meteen twee!”
Want waarom zou je jezelf beperken tot één schilderij
als je ook twee keer zo hard kunt vloeken op je kleurkeuze?

En zo geschiedde.
Twee schilderijen.
Een landschap.
Twee seizoenen.

De ene helft een fris winterwonderland vol kou, ijs en sfeer.
De andere een zomers tafereeltje dat bijna “plakzweet” schreeuwt.

Samen: twee seizoenen op één doek.

Moet ik eerlijk zijn?
Halverwege dacht ik echt:
“Nou Bianca, dit is het moment dat je gewoon had moeten gaan stofzuigen.”
Het leek nergens op. Mijn winter leek op herfst,
mijn zomer op een woestijnramp, en mijn kwast leek een eigen wil te hebben. Mijn pyjama topje (Ja, ik schilder soms in mijn pyjama.) zat vol klodders verf en blijkbaar vond ik het nodig om mijn elleboog ook maar even te verven.

Maar hé, zoals bij al het creatieve werk, je moet vertrouwen hebben in het eindresultaat!
Dus ik schilderde door, al was het met het zelfvertrouwen van een goudvis met geheugenverlies.

En jawel hoor: het eindresultaat mag er zijn!
Twee schilderijen die gewoon echt goed gelukt.
Ziet er gelikt uit, al zeg ik het zelf.

Dus daar zijn ze dan.
Twee seizoenen, twee stemmingen, twee versies van mijzelf op één canvas.
Een helft rustig en koud, de ander warm en chaotisch.
Oftewel: mijn persoonlijkheid in acrylverf.

Voor de liefhebber:
* a4 canvas van de Action (Vooraf bewerkt op mijn eigen speciale manier)
* Acrylverf van het merk Amsterdam! (Duur maar wel extreem goed.)

“Creativiteit is als een ongeleid projectiel: je weet nooit waar het landt, maar meestal is het kleurrijk.”


 

 

 

Na maanden… eindelijk een oog afgeschilderd

Na maanden… eindelijk een oog afgeschilderd.

Ik heb het geflikt. Na maanden staren (letterlijk en figuurlijk) heb ik eindelijk weer eens een schilderij af. En nee, het stelt niets groots, filosofisch of diepzinnigs voor. Het is gewoon… een oog. Ik ben namelijk dol op ogen schilderen. Want waarom zou je een fruitmand schilderen als je ook permanent het gevoel kunt hebben dat je canvas je volgt door de kamer?

Mijn schildermaterialen: luxe meets budget

Voor dit meesterwerk heb ik Amsterdam acrylverf gebruikt, je weet wel, die fijne verf die je het gevoel geeft dat je een serieuze kunstenaar bent, totdat je je kwasten erbij pakt. En die kwasten? Juist, rechtstreeks uit de schappen van de Action. Niet omdat ik zo’n fan ben van budgetshoppen, maar omdat ik na mijn verhuizing mijn goeie kwasten ergens ben kwijtgeraakt. Waarschijnlijk liggen ze nog steeds achter een kast, zachtjes te huilen.

Action-kwasten dus. Ik kan je vertellen: met die dingen verf je niet, je bestrijkt. Het voelt alsof je een oog probeert te schilderen met een bezemsteel waar drie haren aan bungelen. Maar hé, het werkte (uiteindelijk). Beetje overdrijven mag toch? Je kunt er prima mee werken hoor! Al gaat mijn voorkeur wel uit naar de wat duurdere merken omdat die minder uitval hebben en vaak echt haar.

Het schilderproces: geduld is een understatement

Sommige mensen bouwen in een paar maanden een tiny house, ik bouw in dezelfde tijd… een soort van iris.De meeste tijd ging niet naar schilderen, maar naar staren. Serieus, ik heb uren naar dat doek gekeken alsof het een ingewikkelde puzzel was. Ondertussen keek dat ene geschilderde oog terug. Intimiderend? Ja. Productief? Nee.

Het resultaat: een oog dat alles ziet

En dan komt het moment: klaar!Daar hangt het dan: een groot, starend oog. Het ziet alles. Zelfs dat ik gisteravond weer chips heb gegeten. En ik moet zeggen: ik ben er stiekem trots op. Want ondanks mijn “kwastencrisis” en mijn Olympisch niveau van uitstelgedrag, is het toch iets geworden dat ik durf te laten zien.

Tot slot

Dus daar is ‘ie dan, mijn schilderij. Zonder diepere betekenis, gewoon omdat ik plezier heb in schilderen. En omdat ik blijkbaar een vreemde hobby heb waarbij mijn muren me nu ook al aanstaren.

Mijn vraag aan jou: heb jij ook zo’n eindeloos project dat je maar niet afkrijgt? Of ben ik de enige die maanden doet over een pupil?

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.